Reflecties naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord

Het hoofdlijnenakkoord 2024-2028 is een interessant en verontrustend document. We krijgen een inkijkje in de gedachtewereld van de vier partijen die proberen samen te werken. Het is ten dele op hoofdlijnen, maar het is soms ook weer verrassend concreet. Tegelijkertijd klinkt er een nauwelijks verholen rancune in door, tegen een vermeende elite, tegen migranten en tegen allerhande vrijheidsbeperkende maatregelen. Het ademt Nederland op één en eigen welzijn eerst. Heeft die rancune een redelijke basis? Het antwoord, ja ten dele. Maar het risico van ontsporing is groot.

Nederland op één

Bezien vanuit de afzonderlijke partijen kreeg NSC zijn vernieuwing van de rechtsorde, de PVV (en VVD) een streng migratiebeleid, de BBB de ondernemersvrijheid voor boeren, tuinders en vissers en de VVD (en NSC) een zekere begrotingsdiscipline. Vanuit dit perspectief maakt het akkoord een verbrokkelde indruk op mij. Af en toe klinkt ook de weerzin tegen een vermeende elite, tegen allerlei wet- en regelgeving, tegen abstracte wetenschap, tegen de mainstream media, tegen non-gouvernementele organisaties en tegen de Islam door. Maar die weerzin is in bedekte termen verwoord, nauwelijks expliciet en vooral indirect. Centraal staan de Nederlanders, hun zorgen en kansen. Zij zijn – zo klinkt door in de woorden van de fractieleiders – verwaarloosd en genegeerd door de kabinetten Kok, Balkenende en Rutte. Het is veel te vroeg om iets te zeggen of dit komende kabinet zijn beloftes aan de gewone Nederlanders wel zal waarmaken. De verwerkelijking van het een en ander is sterk afhankelijk van de te formeren ministersploeg en van de medewerking van de Europese Unie en de rechterlijke macht.

Zoeken naar een dragende grondhouding

Wat is de dragende grondhouding onder al die voornemens? Is dat niet Nederland op één of Eigen welvaart eerst?

Als dit inderdaad het geval is, dan is het verwijt aan de genoemde objecten dat die vanuit een universeel ethos het welzijn van de Nederlanders verwaarlozen. Maar dan nemen de coalitiepartijen – ondanks alle beloftes – toch afstand van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die symbool staat voor dat ethos. Ik kan me dat noch van de VVD noch van het NSC voorstellen.

In de uitdrukking Nederland op één is Nederland een diffuus begrip dat zich leent voor allerlei interpretaties. Gaat het om de staat, de bevolking (alle inwoners), de burgers (juridische status), de economie (investeringsklimaat, concurrentiepositie) of ‘ons soort mensen’ (etniciteit, religie, cultuur, klasse)? Juist rond de interpretaties van deze uitdrukking neemt bij mij de onzekerheid en argwaan toe. De risico’s van een onderscheid tussen verschillende mensen zijn – gezien de uitlatingen van zeker het enige lid en de leider van de PVV – allesbehalve denkbeeldig.

De uitdrukking Eigen welzijn eerst ontleen ik aan een essay van Roxane van Iperen. Zij ziet een middenklasse die vreest dat zijn zorgvuldig opgebouwde positie vroeg of laat verloren gaat. Deze middenklasse kiest voor het welzijn van zichzelf en zijn verwanten. De ander wordt concurrent of zelfs vijand. De PVV en enkele andere partijen reiken de woorden aan om die angst in politieke banen te leiden.

Vanaf de jaren negentig domineerde in ons land het politieke pragmatisme[1]. Het politieke handwerk concentreerde zich op doelgerichte en doelmatige oplossingen voor de kwesties die zich aandienden. Ideologische verschillen werden – zeker in het brede midden – minder relevant. De klassieke ideologische veren werden afgeschud. Parallel daaraan zette het zogenoemde neoliberalisme[2] zich door. De afzonderlijke overheden hadden weinig andere keuzes dan te reageren op de luimen van de door deze overheden zelf ontketende mondiale (financiële) markten. Het neoliberalisme ging hand in hand met de tirannie van verdienste (meritocratie)[3]: ieder mens werd zelf verantwoordelijk gehouden voor zijn (vermeende) verdiensten en dus ook schuldig bevonden aan zijn eigen falen.

Vanaf het einde van de 20ste eeuw dringen zich grote – grensoverschrijdende – kwesties op die noch via het marktmechanisme noch op nationaal niveau kunnen worden aangepakt: verstoring van klimaat en natuur, terrorisme, pandemieën en migratie. Deze noodzaken – in weerwil van het neoliberalisme – tot internationale samenwerking. Het pragmatisme leidt ertoe dat de moeizaam tot stand gekomen afspraken zo goed mogelijk wetenschappelijk onderbouwd en juridisch geborgd zijn en worden.

Deze combinatie van pragmatisme, de inzet van wetenschappelijke kennis, het neoliberalisme, de meritocratie en de juridische borging van maatregelen, is nauw verbonden met de veronderstelling van een wereldwijde consensus van een liberale markteconomie en een democratische rechtsorde. Juist hier ligt de kiem voor diepe onvrede. In de beleving van mensen krijgen ze te maken met allerlei maatregelen die hun bestaanszekerheid en hun vrijheid raken. Dit gevoel wordt nog versterkt door de bittere ervaring dat een overheid ernstig faalt in de uitvoering van het beleid. Is het dan vreemd dat het onbehagen oploopt?

Ruw ontwaken

Die wereldwijde consensus blijkt een droom te zijn, een droom die in duigen valt. Slechts enkele jaren leek het alsof we leefden in de tijd van het einde van de geschiedenis. Dit was de tijd van de grote thematische conferenties van de Verenigde Naties die uitmondden in de Millenniumdoelen en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.  Maar onderwijl verbrokkelde deze consensus. Eerst waren er de wrede burgeroorlogen in allerlei landen, later het zogenaamde Islamitisch terrorisme, de opkomst van nieuwe wereldmachten (China, Rusland) en zogenoemde sterke mannen die geen enkele boodschap hadden en hebben aan een wereldwijde liberale markteconomie en democratische rechtsorde. Ook dit draagt bij aan het onbehagen, de onzekerheid en de angst in de samenleving.

De coalitie speelt in op het gesignaleerde onbehagen. Dit onbehagen is reëel en ook invoelbaar. Maar zeker de PVV en de BBB gooien olie op dit vuur door allerlei zondebokken[4] te kiezen. Dat is m.i. niet de grondhouding die in deze onzekere tijden gewenst is en die de menselijke veerkracht ondersteunt. Dat geldt des te meer gezien de associaties tussen het enige PVV lid en enkele sterke mannen zoals Putin, Trump en Orban.

Universeel ethos

Het woord universalisme verwijst naar een perspectief van één wereld in verscheidenheid. Niet alleen is er feitelijk sprake van allerlei fysieke, chemische, biologische en sociale samenhangen, ook ligt er de normatieve veronderstelling dat ieder mens van waarde is. De idee van een rangorde – van twee soorten burgers – is binnen een universeel – en bijbels – ethos uit den boze. Hoe we het ook wenden of keren, zeker de voornemens met betrekking tot migratie lijken verdacht veel op een rangorde, waardevolle eigen mensen versus ‘waardeloze‘ vreemdelingen.

In de praktijk van het leven leidt dit universalisme tot onmogelijke dilemma’s, in de zin dat van dat je voor keuzes tussen ‘slecht’ en ‘slecht’ gesteld wordt. Het perspectief van dilemma’s (en keuzes) is totaal anders dan dat van problemen (en oplossingen). Dit verbindt dit ethos juist niet met een mateloos vertrouwen in de maakbaarheid van de wereld of in de zelfredzaamheid van mensen. Eerder is er sprake van een gevoel voor tragedie[5]. Vanuit dit perspectief getuigen de beloftes in het hoofdlijnenakkoord niet van inzicht in de weerbarstige werkelijkheid.

De laatste maanden heb ik me proberen te verdiepen in de kritiek op de liberale democratie en het daarmee verbonden humanistisch en universeel ethos[6]. Zonder deze kritiek integraal over te kunnen of willen overnemen, begreep ik wel de risico’s van dit ethos. Ik zag ook in dat sommige kritiek vanuit populistische kringen niet totaal gespeend is van waarheid, hoe verwerpelijk ik het politieke en rechtse populisme ook vind. Deze kritiek richt zich o.a. op het (vermeende) abstracte en absolute karakter van wetenschappelijke theorieën en de daarmee verbonden modellen en op de Duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties[7]. De kern van de kritiek is dat deze los zijn komen te staan van de levens, de ervaringen en gevoelens van ‘gewone’ mensen. Het lastige is dat die kritiek al te makkelijk ontaardt in het absoluut stellen van eigen meningen, de inzet van alternatieve waarheden en de verkettering van de (vermeende) elite en vooral migranten.

Tenslotte. We leven in een chaotische wereld. De periode van (geloof in) vooruitgang – zoals we die kenden in Europa – lijkt ten einde te zijn gekomen.  Snelle of eenduidige oplossingen zijn niet voorhanden, wat politieke leiders ook beloven of beweren. Deze situatie kan ook de brede christelijke traditie raken en – dat ook – verscheuren. Sommige ‘sterke mannen’ werpen zich zelfs op als verdedigers van de christelijke traditie. Deze situatie zet de complexe verhoudingen tussen de diverse religieuze en levensbeschouwelijke tradities en gemeenschappen extra onder druk. Ook zie ik onder ogen dat het christendom op een wellicht ondoorgrondelijke wijze verbonden is geraakt met het tanende geloof in vooruitgang.

We zullen het in deze situatie moeten hebben van veerkracht, kleine gebaren van goede wil, een eschatologische verwachting en een houding van waakzaamheid, volharding en nuchterheid.

[1] Herman Tjeenk Willink, Het tij tegen. De democratische rechtsorde als fundament (2023) en Ernst Hirsch Ballin, Waakzaam burgerschap. Vertrouwen in democratie en rechtsstaat herwinnen (2022).

[2] Bram Mellink en Merijn Oudenampsen geven in hun Neoliberalisme (2022) een overzicht van de Nederlandse geschiedenis, met name over de wijze waarop de sociaaldemocratie en de christendemocratie bezweken voor deze verleiding. Gabriel van den Brink schreef Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent (2020).

[3] Michael J. Sandel. De tirannie van verdienste. Over de toekomst van de democratie (2020) en Kees Vuyk, De feilbare mens. Waarom ongelijkheid zo slecht nog niet is (2019)

[4] Het woord zondebok associeer ik direct met het werk van René Girard

[5] Robert D. Kaplan raakt aan dit gevoel in zijn De geopolitieke tragedie. De rol van angst, macht en het noodlot op het wereldtoneel (2023).

[6] Arnold Heumakers, Langs de afgrond. Het nut van foute denkers (2020); Ad Verbrugge & Theo de Wit, De liberale democratie onder vuur (2023); Th. C. W. Oudemans, Europa. Humanisme als racisme (2021).

[7] The Great Reset van het World Economic Forum is weliswaar een particulier initiatief, maar geldt wel als mikpunt.