‘Hoe kunnen wij zorgen voor de aarde als wij niet zorgen voor elkaar? Hoe kunnen wij zorgen voor elkaar als wij niet zorgen voor de aarde?’ Antjie Krog begint haar mis voor het universum met deze – niet mis te verstane – vragen. Milieu en ontwikkeling, duurzaamheid en gerechtigheid of – zo u wilt schepping en verlossing – zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De mis van Antjie Krog draagt als titel ‘Broze aarde’. De broosheid van de aarde, de broosheid van de mensheid en ook de eigen broosheid zijn geen eenvoudige thema’s. Zelfstandigheid, gezondheid en welvaart zijn als gespreksthema wat eenvoudiger. We laten ons tijdens deze viering gezeggen door een profetische en poëtische tekst, waarin de broze aarde – te samen met de maan, de zon en andere verschijnselen – als goden worden aangesproken. Als stijlvorm – dichterlijke vrijheid – kan ik daar goed mee leven, maar naar de letter en naar de geest heb ik daar moeite mee.

De belangrijkste vraag is echter wat ons als broze mensen in deze situatie te doen staat.  De vraag aan mijn was om daar vanuit mijn ervaringen bij Oikos wat op te reflecteren. De Haagse Dominicus nodigde mij uit om dit te doen in de vorm een ‘preek van een leek’. De dienst is in haar geheel te zien en beluisteren. De cursieve tekst is een bewerking van mijn korte inleiding op het thema van de dienst d.d. 18 april 2021. De onderstaande tekst is een lichte bewerking van de ‘preek’. 

Mogelijkheden tot veranderen

Hoe nu verder met ons? Het gezongen lied ‘Mens op aarde‘ loopt uit op deze indringende vraag. Maar die vraag kwam ook in alle scherpte op me af toen ik Broze Aarde las en herlas. Zeker de fragmenten over de dag des oordeels of wrake laten weinig ruimte voor hoop op verandering. In alle toonaarden gaat het over schuld. Die zwaarte doet me sterk denken aan Knielen op een bed violen en de gereformeerde wereld van de zwarte kousen. Het eindigt ook met een wanhopige bede: spaar ons. Het contrast met de beloftevolle tekst uit Micha (4:1-5) kan bijna niet groter zijn.

Toen ik in 1983 bij Oikos ging werken, was ik getroffen door een uitspraak van de voorzitter van ons bestuur, de ethicus Wessel Verdonk. Hij omschreef ons werk als: het onderzoeken van de werkelijkheid op de mogelijkheden om haar te veranderen, te humaniseren. Die uitspraak is me altijd bijgebleven. De mogelijkheden tot veranderen, dienen we in die weerbarstige werkelijkheid te zoeken.

Kennis vermeerdert smart

Zeker het eerste decennium heb ik me intensief beziggehouden met ‘het schandaal van de honger’. Wat kunnen we ondernemen tegen deze afschuwelijke situatie? De veronderstelling was dat de aarde voldoende voedsel voort bracht om ieder mens fatsoenlijk te eten te geven. Politieke en economische machtsverhoudingen op lokaal, nationaal en mondiaal niveau verhinderden de voedselzekerheid. Naarmate we die voedselsystemen en de machtsverhoudingen beter in kaart brachten, ontdekten we ook hoe weinig speelruimte mensen van goede wil hadden om het systeem te veranderen. Kennis vermeerdert smart, om maar een Bijbelse wijsheid aan te halen. Later deed ik diezelfde ervaring op rond het thema van de klimaatverstoring. Die klimaatverstoring is onlosmakelijk verbonden met zowel harde economische belangen als met technologie, cultuur en vooruitgangsgeloof. Bovendien is ook hier de afstand tussen maatregelen en effecten groot, zowel ruimtelijk als tijdelijk. Ik bedoel daarmee dat oorzaken en gevolgen zich uitstrekken over heel de aarde en over tientallen decennia.

Het staat ook buiten kijf dat de huidige klimaatverstoring – net als ‘het schandaal van de honger’ het onbedoelde gevolg is van menselijk handelen. Het is dan verleidelijk om te spreken van collectieve menselijke schuld. Het klimaatsysteem straft de mensheid dan als het ware met droogte, wateroverlast, hitte, bosbranden en misoogsten. Het is ook verleidelijk om de woede te richten op het fossiele industriële complex of de daarmee verbonden luchtvaartsector. Maar dan kiezen we zelf voor de positie van rechter en beul.  Maar zo onschuldig of onpartijdig zijn we niet. U misschien wel, maar ik niet.

Sociale ethiek

Oikos stond in de traditie van de sociale ethiek van oecumene en catholica. Menselijke waardigheid, het gemeenschappelijke goede, gerechtigheid, vrede en integriteit van de schepping zijn richtinggevend voor het denken en het handelen. Deze sociale ethiek benadrukt soms de profetie, dus de fundamentele kritiek op de economische machten en het dominante denken én het hartstochtelijke verlangen naar gerechtigheid, vrede en heelheid. Amos, Micha en Jesaja zijn daarbij de leidslieden. Die sociale ethiek leidt ook tot een bijna compromisloze solidariteit met mensen in de marge van de samenleving, de ‘armen en verdrukten’. Het gaat daarbij om hun verhalen, hun bevrijding en hun heil. Die werkelijkheid leer je alleen kennen door naar hen te luisteren.

Oikos zette daarbij in bij de vraag hoe we zelf deel uitmaken van het systeem dat klimaatverstoring veroorzaakt: als consument, reiziger, spaarder, belegger en burger (kiezer). Die erkenning zou je zelfs kunnen beschouwen als een publieke schuldbelijdenis tegenover mensen die nu al de dupe zijn van klimaatverstoring, tegenover andere levende wezens (natuur), tegenover toekomstige generaties en tegenover de Schepper. Wij – mensen van goede wil in Nederland – zijn niet primair deel van de oplossing, nee we zijn ook deel van het probleem, we staan er als het ware midden in. Gegeven die positie kunnen we ontspannen zoeken naar onze mogelijkheden tot anders denken en anders handelen. Een ‘bekering’ kan betrekking hebben op het eigen gedrag als consument, natuurliefhebber, reiziger of kiezer. Die bekering kan ook opgeschaald worden door de deelname aan sociale of politieke bewegingen. Maar – dat is mijn waarschuwing – ontdoe je van de valse romantiek dat jij, je kerk of je politieke partij de wereld op stel en sprong moet en kan redden.

Pleisterplaatsen

Een christelijke gemeenschap  is als zodanig geen actiegroep met doelen, strategieën en resultaten. We leven van gedenken en verwachten. Het gedenken heeft betrekking op het leven, het lijden, de dood en de opstanding van Jezus en op een schat aan Bijbelse verhalen en levensverhalen van mensen. Het verwachten heeft van doen met het komende Koninkrijk van God zoals dat geschetst is in die Bijbelse verhalen en tot uitdrukking kan komen in ons eigen verlangen naar gerechtigheid, vrede en heelheid.

De  laatste jaren ben ik steeds meer bepaald bij het woord dat dit Koninkrijk al onder ons is.  De lekendominicaan Erik Borgman heeft mij hierbij geholpen. De kunst is om die tekenen te horen en te zien. Het Koninkrijk van God is geen sociale of technische utopie die we ontwerpen en verwerkelijken. Dat gaat bijna altijd fout, zoals de filosoof Hans Achterhuis mij geleerd heeft.

Woorden doen er toe. Het maakt uit hoe we over de wereld, de mensen, de natuur, kwesties als klimaatverstoring en over onszelf spreken. Het maakt uit hoe en met wie we spreken over onze schuld, onze schaamte, onze levensverhalen en de tekenen van hoop. Pleisterplaatsen, gelegenheden om op adem te komen, om verhalen te vertellen en te beluisteren, te zingen en te delen zijn misschien wel belangrijker dan ooit. Voor de goede verstaander heeft een protestantse gemeente, een katholieke parochie of de Haagse Dominicus al deze elementen in zich.

Ik eindig met een fragment uit een gedicht van Servaas Bellemakers

Een volk op weg gezet om vrede tegemoet te gaan

de toekomst die is aangezegd moet doorverteld, verstaan, gedaan.

Zijn wij dat volk, gewekt om op te staan?

Wij gaan