Vorige week ontving ik per post een fors pakket. Het paste net in de brievenbus. Enkele weken geleden had ik een oud-collega toegezegd om aandacht te besteden aan haar debuut als auteur. Ik wist dat haar denken over het onderwerp al begonnen was in de tijd dat we samenwerkten in het Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling. Wat me vooral boeide was haar idee om een roman voor met name jongeren (young adults) te schrijven over de genocide in Rwanda. Afgezien van het gegeven dat boeken als zodanig een minder populair medium zijn, lijkt het thema loodzwaar en ligt het thema op grote afstand van de belevingswereld van de beoogde (Nederlandse en Vlaamse) doelgroep.

Het eerste wat mij opvalt is de mooie verzorging van de uitgave. Ik – maar ik ben een 64-jarige – vind de gebonden editie een sieraad. Het beeld op het omslag is een borduurkunstwerk van de Rwandese kunstenaarsgroep Savane Kibuye. Tijdens het lezen kostte het me echt moeite om het weg te leggen. Het slot – de herdenking van de jaren daarvoor vermoorde moeder van de hoofdpersoon – ontroerde me. Zonder nu de plot van het boek prijs te willen geven, is het boek geschreven vanuit het perspectief van een jonge vrouw, nog een tiener. Haar naam Maridadi betekent Degene Die Troost. Ze was opgegroeid zonder moeder in een omgeving waar ook niet gesproken werd over haar moeder Ingabire Speciose. Het boek laat zien hoe Maridadi stapje voor stapje achterhaalt wie haar moeder was en hoe haar moeder is vermoord. Onderweg sluit ze vriendschap met een jonge Nederlandse studente – Puck v.d. Meer – die veldonderzoek doet in Rwanda naar het leven van pottenbakkers. Puck vormt de verbinding met de belevingswereld van de Nederlandse lezers. Maar misschien is Puck  ook wel het alter ego van de auteur Ruth Erica. De kracht van het boek is dat het een geloofwaardige verbinding legt tussen het onvoorstelbare kwaad van de genocide en de leefwereld van een jonge vrouw in Rwanda en die van lezers in Nederland.

Mijn interesse in het boek van Ruth Erica kwam mede voort uit de doorwerking van gebeurtenissen uit het nabije of verre verleden in de hedendaagse verhoudingen. Parallel aan het boek van Ruth Erica las ik een recent uitgekomen studie van Susan Neiman: Wat we van de Duitsers kunnen leren. Neiman is een Amerikaans filosofe die studeerde, woonde en werkte in de Verenigde Staten, Israël en Duitsland. Ze is nu directeur van het Einstein Forum te Potsdam en woont in Berlijn. In het boek vergelijkt ze de wijze waarop de Duitsers zijn omgegaan met de erfenis van nazisme en fascisme met de wijze waarop de Amerikanen omgaan met hun slavernijverleden en hun racisme. Neiman noemt de Duitse Vergangenheitsaufarbeitung als lichtend voorbeeld voor andere landen, met name de Verenigde Staten. Wellicht ga ik hier bij gelegenheid – als ik het uit heb – ook over schrijven. Maar ik durf wel te zeggen dat de Vergangenheitsaufarbeitung van levensbelang is, ook voor Rwanda. Ruth Erica wijst in haar roman ook op een hoopgevende aanzet, namelijk de Gacaca (volksrechtbank). Letterlijk betekent dit ‘grasveld’. Oorspronkelijk was dit instituut bedoeld om lokale conflicten te beslechten. Maar nu is deze Gacaca omgevormd tot een rechtbank waarin de daders van de genocide te midden van hun dorpsgenoten kunnen worden berecht. De roman geeft een inkijkje in het werk van een Gacaca.

Kortom: Ruth Erica heeft mij verblijd met een mooi geschreven en mooi vorm gegeven boek. Het is het lezen meer dan waard en prikkelt tot nadenken over de omgang met dramatische gebeurtenissen uit het verleden.