Michael J. Sandel is een begenadigd schrijver en spreker. De hoogleraar politieke wetenschappen heeft een scherp oog voor ethische dilemma’s. Zijn meest recente boek ‘De tirannie van verdienste. Over de toekomst van de democratie‘ verraste me, omdat hij een goed onderbouwde kritiek geeft op de Democraten in de Verenigde Staten en – impliciet – op de sociaaldemocratische partijen in West-Europa. Maar hij grijpt daarbij terug op oude theologische discussies over verlossing. Is verlossing een beloning voor goed gedrag (goede werken) of is verlossing een geschenk (genade)? Ik ga het boek niet samenvatten, maar probeer wel enkele ideeën te verwoorden.

Meritocratie

Meritocratie is een centraal begrip in zijn boek. Ik had dit begrip altijd begrepen als een kritiek op een samenleving waarin welvaart en macht aan mensen toevallen op basis van hun afkomst. De een krijgt welvaart en macht in de schoot geworpen op basis van zijn familie, geslacht, klasse of etniciteit; de ander zal  – ondanks alle inspanningen en alle talenten – hoogstens bij uitzondering verstoken blijven van deze welvaart en macht. De meritocratie is dan een goed alternatief, omdat mensen gewaardeerd worden op basis van de eigen talenten en prestaties. De inzet is de ‘verheffing van het volk’, en de emancipatie van achtergestelde bevolkingsgroepen.

Het is niet zo moeilijk om die verandering in mijn eigen familie aan te wijzen. Mijn voorvaders waren arbeiders, ambachtslieden, kleine boeren en vissers. Mijn ene opa had een klein loodgietersbedrijf en mijn andere opa werd als tweede zoon van een kleine boer politieagent. Voor zover de documenten de beroepen van mijn voormoeders noemen, waren ze werksters en arbeidsters. In 1968 luidde het schooladvies voor mij Mavo, niet op basis van mijn leerprestaties (die waren uitstekend) maar op basis van mijn afkomst. Mijn ouders hebben zich daar tegen verzet, met succes! Hun vier kinderen hebben allen – ondanks hun afkomst – een academische opleiding afgerond.

In de loop van de 20ste eeuw lijkt je afkomst steeds minder bepalend voor je toekomst. Het onderwijs heeft mede het karakter gekregen van een selectieproces. Niet de positie van je ouders, maar je eigen capaciteiten heten bepalend te zijn voor een vervolgopleiding en de loopbaan.

Ontsporing van de meritocratie

Sandel laat zien – maakt op zijn minst aannemelijk – dat deze ontwikkeling een keerzijde heeft. Ten eerste ontstaat de indruk dat alleen het hoger onderwijs de sleutel tot succes is.  Ten tweede beschouwen de ‘winnaars’  hun positie (macht, rijkdom) als hun eigen verdienste. Ze hebben hun positie – in hun beleving – niet meer te danken aan hun afkomst, maar aan hun eigen inspanningen.  Overigens laat Sandel ook wel zien dat die afkomst wel degelijk een rol speelt, namelijk in het letterlijk of figuurlijk kopen van diploma’s. Zijn eigenlijke punt is dat deze ’tirannie van verdienste’ ook doorwerkt in de houding naar mensen die het minder ver schoppen of leven in de marges van de samenleving. Als je je succes ziet als eigen verdienste, dan is gebrek aan succes al snel ‘eigen schuld, dikke bult’. De meritocratie holt de solidariteit uit.

Sandel grossiert in uitspraken van de Cllintons en Obama waarin deze meritocratie omarmen. Het meest expliciete voorbeeld was natuurlijk de verspreking van Hillary Clinton die de kiezers van Trump ‘deplorables’ noemde. De vernedering is hier in alle opzichten zichtbaar en hoorbaar. Clinton vernederde hiermee een deel van de bevolking. Maar mensen voelden zich door deze uitspraak des vernederd, omdat ze de meritocratie al bijna verinnerlijkt hebben. Trump en andere populisten verwoorden deze gevoelens van vernedering op een voor mensen herkenbare wijze. Ik ben er allerminst gerust op of Biden die gevoelens van vernedering kan verminderen of wegnemen. Ook hij beweegt zich nog binnen de tirannie van verdienste.

Tegengas

Sandel gaat ook in op de legitimiteit van hoge inkomens. Hij voert daar twee mensen als getuigen op. Enerzijds Friedrich Hayek en anderzijds John Rawls. Beiden verzetten zich tegen de gedachte dat er een één-op-één relatie bestaat tussen de prestatie en de hoogte van het inkomen. Beiden – ondanks de onderlinge principiële verschillen benadrukken dat geen mens zijn of haar eigen maaksel is. Afkomst – genetisch en sociaal – bepaalt in belangrijke mate je startpositie. Daar heb je geen invloed op, maar ze bepalen wel in meer of mindere mate het succes en het falen. Als zij gelijk hebben, dan is het succes van de rijken nooit alleen het gevolg van de eigen inspanningen; net zo min als de armen hun achtergestelde positie alleen aan zichzelf kunnen wijten. Vanuit dit perspectief van beperkte verdienste is er geen morele rechtvaardiging van topinkomens, bonussen etc. En als de eigen inspanningen maar één van de factoren is, dan zijn compassie, mededogen en solidariteit met mensen die het minder getroffen hebben alleszins op zijn plaats.

Sandel verbindt de actuele discussie over de verdienste met een klassieke theologische discussie over verdienste en genade. Heb ik mijn eigen toekomst geheel in eigen hand of ben ik ten diepste afhankelijk van goddelijke genade? Ik voel me niet toegerust om dat nu verder uit te werken, maar werd wel verrast door de wijze waarop Sandel deze klassieke theologische discussie midden in de actualiteit plaatst.

Maar als Sandels betoog hout snijdt, dan is de meritocratie diep psychologisch verankerd, niet alleen bij de ‘winnaars’ maar ook bij de ‘verliezers’. Populistische leiders weten in te spelen op die gevoelens van vernedering. Anderen lijken nog veen vruchtbaar antwoord te hebben.