De huidige stikstofcrisis lijkt een uitslaande veenbrand, alsof allerlei ondergronds ongenoegen naar boven komt. De gemoederen lopen hoog op. De protesten tegen het voorgenomen stikstofbeleid vermengen zich sluipenderwijs met een diep wantrouwen tegen de Nederlandse overheid, de Europese Unie en de vermeende elite van wetenschap, politiek en grote steden. Dat alles maakt de situatie zorgwekkend. Een voor alle betrokkenen aanvaardbare uitkomst lijkt niet voor handen.  

Ik volg de ontwikkelingen, ten dele van afstand (als academicus die in een grote stad in het westen van het land woont) maar ten dele ook als landbouwkundige die afstamt van vooral Groningse en Drentse landarbeiders, dienstmeiden en boeren. In mijn werkzame leven hield ik me o.a. bezig met de relaties tussen de kerken en de land- en tuinbouw.

Enigszins tot mijn ongenoegen vermeldt de website van de Protestantse Kerk het advies van het Christencontact Agrarisch om in deze situatie niet over de stikstofcrisis te preken. In plaats daarvan zou de kerk haar medeleven moeten tonen met de boeren, tuinders en hun gezinnen. Preken over stikstof lijkt me in deze crisistijd inderdaad geen goede benadering, maar hier valt wel meer over te zeggen.

Op een te grote voet

Het conflict concentreert zich op het terugdringen van de uitstoot van ammoniak als gevolg van de primaire agrarische productie, met name de veehouderij. Ik plaats dit in een bredere context. De mensheid leeft op een te grote voet gegeven de omvang – de capaciteit – van de aarde. Dat leidde en leidt tot versnelde en onomkeerbare veranderingen die we o.a. ervaren als klimaatverstoring, afnemende biodiversiteit en schaarste aan schoon water, schone lucht en vruchtbare bodems.  Beschermde natuurgebieden vallen om. Alarmisten menen zelfs dat het voortbestaan van de mensheid in het geding is. In die zin ligt de kern van de crisis niet bij boeren en tuinders of bij ammoniak alleen. De actuele stikstofcrisis is een uiting van een bredere en diepere crisis.

Agrarische sector, natuur & milieu en samenleving

De primaire agrarische sector neemt binnen dit geheel een bijzondere positie in, enerzijds vanwege de afhankelijkheid van planten, dieren, bodemvruchtbaarheid, water, een gezond klimaat etc., anderzijds vanwege de productie van voedsel. Maar in tegenstelling tot de verzamelaars en de jagers van weleer, is de huidige agrarische productie ondenkbaar zonder moderne technologie. Daarbij gaat het allang niet meer alleen over de primaire productie, maar ook om de verwerking van en handel in agrarische producten. De primaire agrarische productie is onlosmakelijk verweven met de rest van de samenleving en de economie. Vanuit dit perspectief vervullen de boeren in de actuele stikstofcrisis de rol van zondebok. De samenleving wentelt de eigen schuld af op één betrekkelijk kleine bevolkingsgroep.

Wetenschap en rechtspraak

Het beleid is sterk gefocust op de ammoniak uitstoot door de agrarische sector en de specifieke gevolgen daarvan voor beschermde natuurgebieden. Het gaat uit van de gevolgen van de ammoniak voor de natuurkwaliteit en koppelt deze aan de gemeten en berekende uitstoot in de omgeving van deze gebieden. Teneinde de kwaliteit van de natuur op peil te brengen is een reductie van de uitstoot noodzakelijk. Deze technocratische benadering is versterkt door de uitspraak van de rechter die inhield dat eerder afgesproken beleid niet is nageleefd. Juist die uitspraak – die veroordeling! – zet de hele zaak onder druk. Het negeren van een rechtelijke uitspraak is geen optie voor een regering. De vrijheid om te handelen is wat dit betreft minimaal.

Boeren en tuinders

Dat de boeren dit alles niet zwijgend accepteren is alleszins begrijpelijk. Tegelijkertijd hebben zij – vooral hun belangenorganisaties, hun politieke vrienden en de ondernemingen in de keten – gedurende de laatste decennia alle signalen zo goed als genegeerd. Juist rond het stikstofbeleid is een constructie ontwikkeld om gegeven de opgelegde beperkingen te blijven groeien. Die constructie is enkele jaren geleden door de rechter van tafel geveegd. Maar deze illegale constructie leidde ertoe dat Nederland in Brussel gezien wordt als onbetrouwbaar. In die zin lijkt de huidige woede van de boeren op de woede van een betrapte en veroordeelde inbreker.

De escalerende acties van de laatste maanden zijn het werk van een luidruchtige en spraakmakende minderheid. Zij krijgt vanwege die extremistische acties en vanwege de voorliefde van TV makers voor de polen bij tegenstellingen alle aandacht. Politici voelen zich genoodzaakt om binnen deze polarisatie partij te kiezen. Enkelen gebruiken die polarisatie zelfs om hun eigen agenda in te voegen. De wijsheid, gematigdheid en de redelijkheid verdwijnen zo uit beeld.

Grenzen aan de groei

De alarmbellen zijn meer dan eens indringend afgegaan: Bevolkingsgroei (1791),  Dode Lente (1962), Grenzen aan de groei (1972), Onze Gemeenschappelijke Toekomst (1987) en Milieu en Ontwikkeling (1992).  De betreffende documenten hebben geleid tot bewustwording, talloze onderzoeksprojecten, vele conferenties en diverse harde en zachte beleidsvoornemens. Lang is aangenomen dat de oplossing gezocht moest en kon worden in een meer efficiënte productie. We zouden dan op de oude voet door kunnen gaan, Per product en per dienst zouden we toekunnen met minder grondstoffen, minder fossiele energie en minder afval. In veel opzichten was deze inzet ook succesvol, maar de geboekte winst werd min of meer teniet gedaan door volumegroei. Enerzijds zuiniger lampen, anderzijds meer lampen; enerzijds zuiniger vervoer van mensen en goederen, anderzijds veel meer vervoer … De pleitbezorgers van een economie van het genoeg en hou het klein bleven roependen in de woestijn.

Al dan niet onder dwang van de rechter lijkt het ammoniakbeleid ook grenzen te willen stellen aan de groei. Minimaal geldt dat de beleidsmakers niet meer geloven dat een louter technologische aanpak op korte termijn uitkomst zal bieden. De belangenorganisaties van de boeren lijken daarentegen hun vertrouwen volop te geven aan technologie en efficiency.

De dynamiek in de agrarische sector

Dankzij de technologische vooruitgang en het beschermend landbouwbeleid was en is de land- en tuinbouw een innovatieve sector. De productiviteit (productie per ha, per werknemer, per koe …) is sinds de jaren vijftig van de 20ste eeuw sterk gegroeid. Die groei gaat gepaard aan een stelselmatige afname van het aantal agrarische bedrijven en van het aantal mensen dat werkzaam is in de land- en tuinbouw. Dit laatste kwam ook tegemoet aan de vraag naar arbeid in de opkomende industrie na de Tweede Wereldoorlog. Bovendien werd hiermee ook een stabiel voedselaanbod tegen een redelijke prijs gerealiseerd, wat ook weer bijdroeg aan de welvaart.

De forse daling van het aantal bedrijven en de werkgelegenheid in de primaire agrarische sector waren ingrijpend voor alle betrokkenen, ook als een bedrijf opgeheven werd vanwege het ontbreken van een opvolger die nog toekomst zag in het familiebedrijf. Maar het lijkt alsof de eventuele bedrijfsbeëindiging als gevolg van het verwachte stikstofbeleid in de beleving van een andere orde is dan de bedrijfsbeëindiging als gevolg van een samenspel van allerlei factoren. De markt is anoniem en ongrijpbaar; de overheid en haar beleid zijn verbonden met mensen met een gezicht, een stem en een huis. Daarmee zijn politici van regeringspartijen – vanuit het perspectief van de actievoerende boeren – ook zondebokken.

Kerken

Erik Borgman maakte inTrouw de volgende opmerking: “Eigenlijk hoop ik dat een aansprekende kerkelijke leider het voortouw neemt en het gesprek aanzwengelt over verantwoord omgaan met de aarde en voedsel en de makers daarvan. Maar ik zie in de kerken niemand met voldoende statuur die geloofwaardig kan zeggen: Remkes, laat ons dat gesprek maar eens voeren.” Ik geef hem daarin volmondig gelijk. Ik vrees dat hetzelfde geldt voor anderen die niet direct verbonden zijn met de kerken. Ook oud-minister en emeritus-hoogleraar Veerman lijkt die rol niet gegund te worden.

De kerken lijken te vluchten in individuele pastoraat, versmald tot het tonen van betrokkenheid bij en interesse in boeren, tuinders en hun gezinnen. Dat is wat Christencontact Agrarisch lijkt te bepleiten. Daar is misschien iets voor te zeggen, mits de verscheidenheid in de ‘agrarische’ posities een plaats krijgt in dit pastoraat en mits dit landbouwpastoraat niet uitgelegd kan worden als een verkapte en stilzwijgende steun aan de extremistische acties. Maar dan is het niet meer dan gepast om ook de kwaliteit van de natuur en de mensen die pleiten voor natuurbehoud en milieubescherming een volwaardige plaats te geven.

Ik zie met groeiende zorg dat het ongenoegen met en de protesten tegen het stikstofbeleid zich vermengen met een bredere en ook diepere onderstroom van wantrouwen tegen wetenschappers, politici en rechters, al dan niet in combinatie met vreemde complottheorieën. Het streven naar een geloofwaardig optreden van de kerken wordt daardoor niet eenvoudiger, ook omdat het bedoelde wantrouwen niet geheel en al vreemd is aan de kerkelijke achterban.

Samen met mijn oud-collega Jaap van der Sar heb ik gedurende onze Oikos jaren zowel de Protestantse Kerk in Nederland als voor de Conferentie van Europese Kerken mogen adviseren over de rol van de kerken in de land- en tuinbouw. Deze adviezen bouwden voort op het studierapport Kerken en Landbouw en het rapport Biotechnologie: God vergeten? waar ik eerder – in commissie – aan heb mogen bijdragen. Jaap van der Sar leerde mij ook om te gaan met polarisatie rond existentiële maatschappelijke kwesties. De grote fout die keer op keer gemaakt wordt, is dat alle aandacht zich concentreert op de polen in een conflict. De kunst is juist om de veelal zwijgende en genuanceerde groepen in het centrum aan het woord te laten, om naar hun ervaringen, waarden en ideeën te luisteren. Ongetwijfeld scoor je daar als kerk niet mee in de media of de politiek; snelle oplossingen zijn ook niet te verwachten. Maar midden in die rommelige werkelijkheid en gegeven de soms onmogelijke dilemma’s ligt hier wel een kans om aan vertrouwen te werken. Als er sprake is van een toegevoegde waarde van de kerken, ligt die in deze sfeer. Maar dat vergt lef, empathie en het vermogen een gesprek te voeren op het scherpst van de snede over feiten, wetenschap, waarden en geloof.

De uitgelichte afbeelding is een foto van de boerderij in Grijpskerk, die aan het einde van de 19de eeuw in het bezit kwam van mijn overgrootouders Willem (Davids) Renkema en Leenna van Prins. Mijn grootvader is daar geboren en getogen. Ruim een eeuw later is het bedrijf opgeheven en heeft mijn familie de boerderij verkocht.  Menige zomervakantie mocht ik daar doorbrengen.