De naam Reinhold Niebuhr verbond ik altijd met de stroming van het zogenoemde christelijke realisme. Wellicht was ik zijn naam wel eens tegengekomen in, maar ik had nooit iets van of over hem gelezen. Zijn realisme leek ook op gespannen voet te staan met de profetische inzet van de natuurwetenschapper C.J. Dippel in o.a. het tijdschrift Wending.[1] Hoe dan ook, Niebuhr is al meer dan 50 jaar geleden overleden. Kan zijn denken over de vragen van zijn tijd van waarde zijn voor de kwesties van deze tijd?

Simon Polinder en Menno R. Kamminga zijn zo overtuigd van de meerwaarde van het werk van Reinhold Niebuhr dat ze het boek van Jeremy L. Sabella[2] over Niebuhr hebben vertaald en voorzien van een eigen inleiding over de actuele betekenis van de theoloog en ethicus Niebuhr. De bekende hoogleraar ‘geschiedenis van de internationale betrekkingen’ Beatrice de Graaf voorzag het boek van een enthousiasmerend voorwoord. Arend Jan Boekestijn zorgde voor een warme aanbeveling.

Levensloop

Reinhold Niebuhr leefde van 1892 tot 1971. Hij was opgeleid tot theoloog. Al heel jong (1915) werd hij predikant te Detroit. Hij schroomde niet om zich uit te spreken tegen de erbarmelijke arbeidsomstandigheden in de fabrieken van Henry Ford, tegen het racisme en over de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Sabella spreekt nadrukkelijk over de predikant[-activist. Na 13 jaar verliet hij de gemeente om te gaan werken aan de faculteit van Union Theological Seminary te New York. Dietrich Bonhoeffer was een van zijn studenten. Na enkele beroertes (1952) moest hij zich enigszins terugtrekken uit het publieke en politieke leven. Hij bleef wel publiceren. De democratische presidenten Carter, Clinton en Obama waren naar eigen zeggen schatplichtig aan zijn denken. Hij nam in 1960 afscheid als hoogleraar.

Gelaagde kritiek op de ‘Social Gospel’ beweging

Niebuhr was nauw betrokken bij de zogenaamde Social Gospel beweging. Deze beweging zocht naar een manier om als christenen en kerken deel te nemen aan de samenleving. Zij lieten zich leiden door een krachtige persoonlijke christelijk geïnspireerde moraal. De beweging was destijds vernieuwend, omdat ze hun geloof ook vertaalde in maatschappelijke en politieke keuzes. De Social Gospel beweging vormde ook een basis voor de latere Wereldraad van Kerken (1948). Tekenend voor Niebuhr was zijn gelaagde kritiek op deze beweging. Zijn eerste kritiek op de beweging was dat ze het kwaad in de maatschappelijke structuren zwaar onderschatte. Persoonlijke bekering (of verandering) leidt niet automatisch tot aanpassingen in de politiek of economie.  Het gaat ook om macht. Zijn tweede kritiek was dat hij te weinig zelfkritiek in de beweging aantrof; het eigen gelijk leek boven iedere twijfel verheven. Hier gaat het om het zoeken naar waarheid, inclusief waarheid bij tegenstanders.

Gewetensvorming

Sabella besluit het boek met een hoofdstuk over ‘Niebuhr en het 21ste eeuwse geweten’. Hij maakt daarbij onderscheid tussen de (onderling verwante) domeinen van politiek, samenleving en religie.

  • De politieke filosofie van Niebuhr – zijn christelijke realisme – is doordrenkt met noties van zonde en genade. Zijn realisme vervalt niet in conservatisme. Het gaat wel om de vraag hoe we macht – in al haar ambiguïteit – op een moreel verantwoorde wijze kunnen uitoefenen. Vanuit een gezonde dosis zelfkritiek wijst Niebuhr primair op ‘het kwaad in het zelf’. Hij projecteert het kwaad juist niet op de ander, de tegenstander of de vijand, zoals de corrumpering van de macht ons juist wil doen geloven.
  • Als deelnemer aan de samenleving bracht Niebuhr volop in praktijk wat hij verkondigde. Daarin was hij zondermeer een activist die zich inzette voor sociale rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid was voor hem de wijze waarop de liefde zich in een zondige of gebroken wereld manifesteert. Hij staat volop in de protestantse traditie. Maar hij zag wel degelijk ruimte voor groei, voor vooruitgang. Daar zette hij zich onvermoeibaar voor in. Pas na zijn beroertes moest hij gas terugnemen en verloor hij enigszins zijn activistische levenshouding. Dit was met name merkbaar in zijn latere opstelling rond de rassendiscriminatie.
  • Niebuhr wilde heel zijn leven mensen prikkelen tot nadenken over de verhouding tussen hun eigen levensbeschouwing, in het bijzonder hun christelijk geloof, en de omringende wereld. Hij was binnen de Nederlandse terminologie een maatschappelijk activeringswerker pur sang. Zijn interesse ging niet uit naar individuele zingeving of spirituele ervaringen van het goddelijke, maar naar de participatie van gelovigen in politiek en samenleving. Iedereen aanbidt zijn of haar eigen goden, maar de aanbidding van de God van Israël, de vader van Jezus Christus, geeft het leven betekenis en richting in de veelheid van ervaringen, verleidingen e.d. Voor hem waren nazisme en communisme seculiere religies. Het onderscheid tussen valse en ware religies was voor hem simpel: ‘Aan de vruchten kent men de boom’.

Dissonantie

Reinhold Niebuhr is wel een dissonant denker genoemd. Hij nam consequent de positie van buitenstaander in. Hij bracht in die zin altijd een tegendraads perspectief in. Hij scherpte de gewetens van zijn toehoorders en lezers. Dat maakt hem ook lastig te plaatsen, zowel in zijn tijd als in onze tijd. Simon Polinder en Menno R. Kamminga doen in hun inleiding een moedige poging om het denken van Niebuhr toe te passen op de actuele polarisatie. Veel hangt af van ons vermogen om idealisme te verbinden met realisme en om zelfkritisch te zijn. Het komt er op aan open te blijven staan voor inzichten, waarden en ervaringen van anderen en dus om de eigen positie te heroverwegen.

De politiek vormt volgens Niebuhr een relatief autonoom terrein. Utopische idealen laten zich niet direct – onbemiddeld – toepassen in de politiek. Daarin doet hij me denken aan de ethicus James Gustafson[3]. In de paragraaf over de politiek-ethische vuistregels werken Kamminga en Polinder dit helder uit. De laatste vuistregel gaat over vastberadenheid en hoop. Andermaal benadrukken ze daar dat zowel het negeren (of op willen heffen) van machtsverhoudingen als het zich (cynisch) neerleggen bij de macht van een imperium doodlopende wegen zijn. Een nieuwe wereld – zo stellen beide auteurs in navolging van Niebuhr – zal worden gebouwd door vastberaden mensen die ‘wanneer de hoop dood is, door het geloof zullen hopen’.

Daarmee staan we midden in de actualiteit van vandaag, met een dodelijke oorlog in Europa, een dreigende klimaatcatastrofe en miljoenen mensen op drift.[4] Het is moeilijk – zo niet onmogelijk – om te getuigen van de hoop die in ons is. Maar toch – juist in deze situatie –  probeert dit boek ‘hoop in tijden van verdeeldheid’ aan te reiken. Alle reden om dit boek ter hand te nemen en om Kamminga & Polinder te bedanken voor hun werk.

[1] C.J. Dippel was ook redactielid van het tijdschrift Wending. Paul van Dijk schreef een indrukwekkende dissertatie over Dippel: Op de grens van twee werelden. Een onderzoek naar het ethische denken van de natuurwetenschapper C.J. Dippel (1985).

[2] Jeremy L. Sabella (2017), An American Conscience, The Reinhold Niebuhr Story

[3] Menno R. Kamminga kent het werk van Gustafson goed. Het boek dat hij in zijn Oikos tijd schreef is mede gebaseerd op Gustafson: Onderweg naar overvloed. Naar een oecumenische visie op ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking, 2001

[4] Deze opsomming is niet volledig.

De recensie is op 10 december 2022  – zonder de voetnoten – geplaatst op de website van Nieuw Wij