Verkenning van de rol van lokale interreligieuze ontmoetingen

Discriminatie is een groot en veelomvattend thema. Het gaat om heel concrete ervaringen van mensen, zowel in directe ontmoetingen met anderen als in relatie tot allerlei instituties. Mensen voelen zich vernederd als ze anders (minder of slechter) behandeld worden vanwege hun religie, afkomst, seksuele geaardheid of beperkingen. Maar het gaat ook om abstracte wet- en regelgeving en de bijbehorende procedures om discriminatie te registeren of om aangifte te doen. De complexiteit neemt toe als officiële instanties – direct of indirect (algoritmes) – zelf discrimineert. In zeker zin is dit de helft van het verhaal; de andere helft is dat mensen zich verzetten tegen hun discriminatie, dat zij steun krijgen van allerlei bondgenoten en dat discriminatie op de politieke en publieke agenda komt.
Binnen dat grote geheel is de vraag welke bijdrage religieuze gemeenschappen kunnen leveren aan het verzet tegen discriminatie van moslims. Hoe kunnen zij omgaan met deze discriminatie?

Lokale ontmoetingen in een bredere context

De vraag is dus wat we in de lokale samenleving samen kunnen doen tegen de discriminatie van moslims. Doorgaans zijn de bestaande initiatieven betrekkelijk klein, bescheiden en ook kwetsbaar. Het gaat altijd om mensen die gaandeweg – met vallen en opstaan – werken aan het onderlinge vertrouwen. Het gaat zelden om goed toegeruste actiegroepen. Het minste wat gedaan kan worden is het serieus nemen van de signalen van discriminatie in de eigen omgeving. Dus niet wegkijken, maar zien, luisteren en desgewenst helpen.
Hier passen wel enkele opmerkingen. De eerste is dat moslims bereid zijn hun ervaringen te delen. Dat kan alleen in een min of meer vertrouwde en geïnteresseerde omgeving. De tweede is dat niet-moslims bewust zijn van de mogelijkheid dat zij zelf besmet kunnen zijn met het virus van de ‘islamofobie’

Islamofobie

Islamofobie is het construeren van een negatieve, generaliserende en essentialistische definitie van islam die leidt tot het maken van een hiërarchisch onderscheid tussen niet-moslims en moslims. Dit gebeurt om de moslims als groep te problematiseren op basis van hun religie. Islamofobie is dus een kwaal van niet-moslims. Niet-moslims zijn de (zieke) daders; moslims dragen de gevolgen.
In de publieke en politieke discussie is deze weergave niet onomstreden. Tegenstanders wijzen zowel de islam (als religie, levensbeschouwing of ideologie) als het gedrag of de levensstijl van moslims radicaal af. Binnen deze benadering stelt men dat de islam onverenigbaar is met de westerse samenleving, de joods-christelijke cultuur of de democratische rechtsorde. Ook de verwijzingen naar criminaliteit, terrorisme en meerdere loyaliteiten maken deel uit van deze afkeer van islam en moslims. Niet de islamofobie maar de islam zelf is het probleem.

Hoe kunnen de bestaande plaatselijke interreligieuze samenwerkingsverbanden inspelen op discriminatie van moslims?
Verreweg het belangrijkste handelingsperspectief is het koesteren, volhouden en communiceren van de bestaande interreligieuze samenwerking. Laat zien dat je er bent, dat je elkaar vertrouwt en dat de onderlinge samenwerking groeit, ondanks (of dankzij?) de onderlinge verschillen. Daarnaast is het van belang om te focussen op de praktijk van discriminatie, niet op de veronderstelde gevoelens en motieven van de daders. Laat zien waar rechten van mensen geschonden worden en probeer naast de moslims te (blijven) staan die dit treft.

De antropoloog Martijn de Koning publiceert veel over islamofobie. Hij werkte ook mee aan het boek Mikpunt Moskee, onder redactie van Ineke van der Valk.

Polarisatie

De grote valkuil is om het gesprek aan te gaan over de (vermeende) essentie van de Islam: goed of slecht, vrede of oorlog. Dit gesprek versterkt de polarisatie in de samenleving en de politiek. We volgen de analyse van Bart Brandsma. Door de (vermeende) essentie van de islam te thematiseren bevestig je de beide polen, de zogenaamde pushers. Deze pushers zijn niet geïnteresseerd in elkaar, in elkaars argumenten en visies; ze zijn alleen geïnteresseerd in het vergroten van hun aanhang. Die aanhang zoeken ze in het midden, dat soms zwijgzaam, soms onverschillig, soms neutraal, soms wrokkig en soms genuanceerd is. Bij polarisatie wordt dit midden als het ware leeggezogen door de polen. Een goede strategie tegen polarisatie richt zich juist op het versterken van het redelijke en genuanceerde midden.

Wat te doen?

Terug naar de agenda voor de lokale interreligieuze samenwerking. Het komt er ook op aan om de redelijkheid en de nuances van het zogenaamde midden te koesteren, te beschermen en te versterken. Niet door zware ideologische en theologische debatten over de essentie van de islam, het christendom of het westen. Wel door ontmoetingen van mensen rond de praktische vragen van het (samen)leven, tussen mensen die kwetsbaar zijn, die zich zorgen maken, die fouten (kunnen) maken, die onzeker zijn en die verlangen naar een goed leven, voor hen zelf, hun (klein)kinderen en hun families. Die mensen maken o.a. deel uit van de gemeenschappen rond moskeeën, kerken, synagogen en andere gebedshuizen. Zij vormen een basis van een nieuw-wij.
De kunst is om aan te sluiten bij de reële zorgen en verlangens die in dat midden leven, deze te verbinden met het gedrag van moslims, christenen, joden en anderen, elkaar de ruimte te gunnen en – vooral – elkaar niet verantwoordelijk te houden voor het gedrag of de denkbeelden van sommigen van hun (onze) medegelovigen binnen en buiten Nederland.