Mijn denken over internationale betrekkingen is voor een belangrijk deel gevoed vanuit de sociale ethiek van de oecumene. Oecumenische begrippen zoals Responsible Society, Towards a Just, Participatory and Sustainable Society (JPSS) en Justice, Peace and Integrity of Creation (JPIC) draag ik sinds de jaren tachtig met me mee. Van oudsher gaat het om normatieve begrippen, dus om ethische criteria. Het ging zowel om kritiek op de bestaande verhoudingen als om een wenselijke richting voor de toekomst. Hoewel het misschien in de praktijk wel eens anders ervaren werd, waren ze geen van alle bedoeld als utopische ontwerpen voor de toekomst. Het waren ethische handreikingen – een universeel ethos – van de wereldwijde kerken in hun omgang met de actuele maatschappelijke kwesties.

Onlangs las ik de recent verschenen boeken van Rob de Wijk en Jonathan Holslag. Beiden riepen bij mij de vraag op of een dergelijk universeel ethos in deze tijd houdbaar is. Het probleem lijkt zowel bij het universele als bij het idealistische karakter van dit ethos te liggen. Beide auteurs zetten in bij de overgang van een bipolaire naar een multipolaire wereld. De sociale ethiek van de oecumene kwam juist in die bipolaire wereld tot wasdom. Ze was een antwoord op de alles bepalende tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, tussen communisme en kapitalisme. Ze koos geen partij, maar in de praktijk richtte ze haar publieke kritiek vooral op het kapitalisme, racisme en kolonialisme. Ze bevatte een heilsboodschap voor heel de bewoonde wereld, universeel. Ze was en is ook in veel opzichten verwant aan het denken rond de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, een Rechtvaardige Internationale Orde en de Sustainable Development Goals. In de praktijk uitte en uit deze sociale ethiek zich in een contextuele en daadwerkelijke betrokkenheid bij de strijd tegen apartheid en bewegingen tegen uitbuiting & uitsluiting, klimaatverstoring, bewapening en oorlog.

Binnen de bipolaire wereld was het om allerlei redenen ‘makkelijker’ om de eigen pool onder kritiek te stellen. Het ging in feite om zelfkritiek, in de zin van kritiek op de erfenis van het westerse christendom. Openlijke kritiek op de andere pool (Sovjet-Unie, China, het communisme) zou juist het vijanddenken versterken. Het lidmaatschap van de Oosters-orthodoxe kerken van de Wereldraad van Kerken heeft hier ook een rol gespeeld. De kritiek op de andere pool werd dus niet of nauwelijks geuit.

Het einde van de grote verhalen en de grote woorden heeft ook zijn weerslag gehad op de kerkelijke oecumene: lokaal, nationaal en mondiaal. De grote woorden van weleer zijn alleen geloofwaardig als ze gestalte krijgen in het dagelijks leven. Deze ontwikkeling is ook versterkt door de verwarrende onoverzichtelijkheid van een multipolaire wereld. Het vergt steeds meer moeite om de grote wereld te begrijpen, juist omdat eenvoudige verklaringen – laat staan morele oordelen – niet voor handen zijn. Tegelijkertijd ontkomen de kerken niet aan verzoeken van binnen en van buiten om stelling te nemen: klimaat, vluchtelingen, racisme, armoede … Groene kerken, kerkasiel, voedselbanken et cetera zijn dan de terechte en geloofwaardige antwoorden. Ze verwijzen bijna stilzwijgend naar een groter verhaal en grotere woorden.

In deze visieloze en verwarrende situatie tiert het wantrouwen tegen de wetenschap, de media en de politiek welig. Pure complotdenkers menen zelfs dat ze kritische waarheidszoekers zijn. Kerken en christenen zijn daar niet helemaal ongevoelig voor.

De Wijk en Holslag komen met bredere en diepere analyses van deze multipolaire wereld. Ze hanteren beiden een realistisch wereldbeeld waarbij politieke, economische en militaire macht de toon zet. Beiden wijzen op de rollen van China en Rusland. Daarmee is de geschetste sociale ethiek van de oecumene zeker niet van tafel. Wel behoort deze ethiek tot de zachte krachten die wereldwijd geen gemeengoed zijn. Vroeg of laat komt het ook aan op het lef om de eigen macht te gebruiken. Dat laatste is zeker niet aan kerk en oecumene, wel aan moedige politici.