De onderstaande blog schreef ik begin januari 2019. Ik probeerde de lessen van Ignaas Devisch toe te passen op het kerkasiel in buurt- en kerkhuis Bethel. Ik had niet verwacht en nauwelijks durven hopen dat deze en verwante acties zouden zorgen voor een politieke verandering. Het blijft overigens lastig om exact te achterhalen wat de doorslag heeft gegeven, eerst bij het CDA en later bij de coalitie. Hoe dan ook, de situatie met het kerkasiel en het kinderpardon werd politiek onhoudbaar. Het politieke compromis dat uiteindelijk gevonden werd, houdt het karakter van een gelegenheidsoplossing. De meerderheid van de naar schatting 700 kinderen die aanspraak maken op het kinderpardon is lijkt – te samen met hun families – echt geholpen te zijn. Dat is sowieso reden voor een feestje. Maar dit akkoord kwam te laat voor de kinderen die voor het akkoord teruggestuurd zijn naar de landen  van herkomst van hun ouders. De afschaffing van het huidige kinderpardon lijkt me geen hoge prijs, omdat het niet functioneerde als pardon. Het versnellen van de asielprocedures lijkt me een loffelijk streven, maar is allesbehalve nieuw. Het is nooit gelukt, waarom zou het nu wel ineens lukken? Dat betekent ook dat een volgende coalitie weer geconfronteerd zal worden met kinderen die als gevolg van slepende procedures helemaal in Nederland geaard zijn. Dan zal weer een nieuwe voorziening getroffen moeten worden. Wereldwijd zullen naar mijn verwachting eerder meer dan minder mensen op drift raken. Wat dat betreft is het een volstrekt verkeerd signaal dat Nederland juist op dit punt zijn bijzondere gastvrijheid (VN vluchtelingenorganisatie) weer verlaagt van 750 naar 500 mensen. Waar blijft een gedeelde humane en realistische strategie?

Waakzaam en nuchter

Het kerkasiel in buurt- en kerkhuis is in veel opzichten een beladen gebeuren. Het roept allerlei vragen op, bijvoorbeeld over de verhouding tussen kerk en rechtsstaat. Ook ligt er de indringende vraag naar het perspectief, zowel voor het gezin en hun honderden lotgenoten als voor de kerkelijke gemeenschap dit het asiel draagt. Ik zoem in op de spanning tussen persoonlijke betrokkenheid en en onverschillige instituties.

Afgelopen jaar las ik een boek van Ignaas Devisch: ‘Het empathisch teveel. Op naar een werkbare onverschilligheid’ (https://www.debezigebij.nl/boeken/het-empathisch-teveel/).   Hij geeft grond aan mijn  aarzelingen bij empathie en compassie als de antwoorden op ongelijkheid, klimaatverandering en conflicten.  Natuurlijk zijn empathie en compassie waardevolle menselijke eigenschappen. Zonder beide zou een menselijke en menswaardige samenleving onmogelijk zijn. Maar daarnaast ontkomen we niet aan ‘onverschillige’ instituties.  Spanningen tussen beide zijn onvermijdelijk. Het kerkasiel laat die spanning zien, in alle rauwheid.

Devisch omschrijft empathie als het vermogen je in te leven in en mee te voelen met wat je denkt dat de belevingswereld van anderen is.  Deze empatische houding kan leiden tot daadwerkelijk meeleven en meelijden met een ander mens of dier. We kunnen dan spreken van compassie.  Deze empathie en compassie zijn volop aanwezig rond het kerkasiel van de Armeense familie Tamrazyan. De gereformeerde kerk vrijgemaakt in Katwijk ontfermde zich over dit gezin dat deel uitmaakte van de eigen geloofsgemeenschap. Uitzetting dreigde;  deze kerk had het lef om minimaal wat tijd te scheppen. Tijd voor het gezin om tot rust te komen en tijd voor de politiek om nog eens goed te kijken naar de toepassing van het kinderpardon.  Deze dubbele lijn werd later overgenomen door de protestantse kerk Den Haag.

Daarbij werd de beschermingsgraad opgevoerd door een kerkdienst te organiseren, 24 uur per dag en 7 dagen per week. Honderden predikanten uit heel Nederland werken hier aan mee.  Zonder ook maar enigszins de spot te willen drijven met deze inzet, lijkt het alsof de kerk en haar voorgangers op deze wijze meerwaarde ontlenen aan deze oprec hte compassie met het gezin. Op sociale media gebeurt dit naar mijn gevoel soms iets te enthousiast, alsof ze welhaast wanhopig deze situatie aangrijpen om de wereld te laten zien hoe relevant ze (nog) zijn.  Het is voor iedereen duidelijk dat dit gezin ook symbool staat voor honderden andere gezinnen die tevergeefs een beroep deden op het kinderpardon. Tim Hofman verzamelde een kwart miljoen handtekeningen voor zijn pleidooi voor een beter kinderpardon,  met de inzet van ‘drie pardon-kinderen’:  Nemr, Dennis en Maksim.  De aandacht van het kerkasiel richt zich sterk op het dossier van de familie Tamrazyan, op hun risico’s bij een onverhoopt gedwongen vertrek naar Armenië en op de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris.

De rauwheid manifesteert zich in de confrontatie met de bestaande wet- en regelgeving, vertegenwoordigd door de rechtbank, de staatssecretaris en de vier regeringspartijen. Empathie en compassie speelt bij hen een andere – of misschien wel geen – rol. Zij beslissen niet alleen op basis van een warme verbondenheid met het gezin Tamrazyzan, maar op basis van (hun interpretaties van)  wet- en regelgeving. Zij bepalen welke feiten relevant zijn, zij hebben te maken met een in politiek beton gegoten interpretatie van het kinderpardon ondanks persoonlijke gevoelens van individuele politici.  De ChristenUnie en D66 lijken vooralsnog niet bereid het kabinet op te offeren; VVD en CDA lijken vast te houden aan een strikte interpretatie van het kinderpardon. De staatssecretaris zal niet snel voor een tweede keer publiekelijk bakzeil halen, niet ten gunste van dit ene gezin en zeker niet collectief voor zijn honderden lotgenoten.

Empathie richt zich bij voorkeur op mensen die onschuldig lijken te zijn, op mensen met wie we ons kunnen identificeren en op situaties die zowel overzichtelijk als uitzonderlijk lijken.  Grote getallen (800 miljoen mensen die ondervoed zijn) en abstracte ontwikkelingen (klimaatverstoring, migratie) roepen zelden of nooit empathische gevoelens op. Om ons te beroeren zijn enkele gezichten, stemmen, namen en verhalen onmisbaar. Daar ligt ook de kracht van het huidige kerkasiel.  Maar wie verder kijkt, zal ook ontdekken dat het minder overzichtelijk en uitzonderlijk is dan we zouden willen. Mensen zijn wereldwijd op drift, vluchtend voor geweld en rampen in eigen land en zoekend naar zekerheid, welvaart en veiligheid in andere landen. Europa kan haar buitengrenzen om allerlei redenen (sociale zekerheid, arbeidsmarkten, voorzieningen, vreemdelingenhaat) niet  geheel opheffen en moet dus ook grenzen stellen.  Europa probeert de harde maatregelen buiten beeld te houden door afspraken met Turkije en Afrikaanse landen, door hen het vuile werk op te laten knappen. Dat heeft voor het gevoel niet direct te maken met het kinderpardon, maar binnen het domein van de internationale politiek hangt dat allemaal samen.  Zie bijvoorbeeld  ‘regie over migratie’.

Empathie en compassie spelen in dit alles natuurlijk wel een  rol. Maar let wel, voor de een hebben ze betrekking op vluchtelingen, voor de ander op mensen in gele hesjes. In die zin vormen zij geen algemeen geldend moreel kompas. Het is legitiem om als kerken vanuit de eigen empathie voor en compassie met mensen die buiten het kinderpardon dreigen te vallen, een appèl te doen op de politiek. De kerk signaleert dan dat er – in haar waarneming – mensen tussen de raderen dreigen te vallen. Dat gebeurt nu volop, zelfs met inzet van haar ‘liturgische wapens’.  Dat is ook goed.

Maar ze zal ook moeten accepteren dat de rechtsstaat haar eigen afwegingen zal  maken.  Devisch eindigt zijn boek met de opmerking dat onverschilligheid wel degelijk werkbaar kan zijn. Het zou de kerk en haar voorgangers sieren als ze iets meer begrip (kennis, interesse) zouden tonen voor dergelijke afwegingen en niet alleen het instrument van empathie en compassie zouden bespelen.  Kortom: een pleidooi voor meerstemmigheid of  – zoals wijlen Gerrit de Kruijff bepleitte – waakzaam en nuchter.

David Renkema